Deze site maakt gebruik van JavaScript. Instructies om JavaScript in te schakelen, vindt u hier.

Wijziging politiewet 2012 Art. 7

Per 1 juli 2018 gaat de wijziging in.

 

POLITIEWET 2012 Art. 7

 

Lid 1. Geweldsbepaling (ongewijzigd)

De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak

Toelichting:

Van toepassing is:

Lid 7; De bevoegdheden dienen redelijk en gematigd te zijn.

Art. 17 Ambtinstructie; melden aanwenden geweld bij meerdere en per 15-01-2019 aan hOvJ.

Vrijheid beperkende middelen: Zijn handboeien, tie rips, blinddoeken, anti bijtmaskers, broekstokken, gordels, etc. De bevoegdheid van handboeien is geregeld in art. 7 lid 1 Politiewet 2012; voorheen in art. 15 Grondwet. Gebruik van handboeien is geregeld in art 22 en 23 Ambtsinstructie.

 

Lid 2. Toegang: (ongewijzigd)

De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak

Toelichting:

Toegang tot elke plaats: Een plaats kan o.a. ook een woning of een auto zijn.

Woning: Art. 2 lid 3 AWBI. Een schriftelijke machtiging tot binnentreden is niet vereist indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden. U dient achteraf een verslag te sturen aan degene die de machtiging heeft verstrekt. Art. 10 jo. art. 11 lid 1 AWBI.

 

Lid 3 Veiligheidsfouillering.

Toelichting:

Van toepassing is:

Art. 20 Ambtsinstructie; oppervlakkig aftasten van de kleding.

Art. 21 Ambtsinstructie; onverwijld schriftelijk melden aan meerdere en per 15-01-2019 melden aan de hOvJ. De opsporingsambtenaar moet kunnen beargumenteren waaruit dat onmiddellijk gevaar bestond.

Deze wijziging is ook relevant voor de buitengewone opsporingsambtenaren (boa's) aan wie de bevoegdheid is toegekend om een veiligheidsfouillering uit te voeren

Aftasten van de kleding:

Aftasten van de kleding is geen aftasten van het hoofd; dat is onderzoek aan het lichaam.

Onder kleding wordt ook begrepen een hoofddeksel; pet, hoed, helm, hoofddoek, muts, (feest) carnavalspruik.

Geweld:

Voor het ondergaan van de veiligheidsfouillering heeft de betrokken persoon een duldplicht.

Hij moet dulden dat de ambtenaar zijn kleding door middel van oppervlakkig aftasten onderzoekt.

Zo nodig kan medewerking worden afgedwongen door gebruik van geweld dat redelijk en gematigd dient te zijn. Indien hij dat weigert door het onderzoek te bemoeilijken, lees belemmeren of onmogelijk te maken, lees beletten, dan pleegt hij het strafbare feit ambtsbelemmering als bedoeld in artikel 184 Strafrecht.

Indien hij zich door middel van geweld of bedreiging met geweld verzet tegen deze handeling, dan pleegt hij het strafbare feit van art. 180 Sr; wederspannigheid.

Onderzoeken voorwerpen, bijv. tassen, (rug)zakken, dozen, koffers.

Onderzoeken houdt in dat de tassen, rugzakken, dozen, koffers etc., mogen worden geopend en dat de inhoud wordt onderzocht op voorwerpen die een onmiddellijk gevaar opleveren voor leven of veiligheid.

Het onderzoeken van voorwerpen is gebonden aan het strenge criterium:

‘Onmiddellijk gevaar voor leven of veiligheid'. Dat gevaar moet dus onmiddellijk zijn.

Dat onderzoek moet dan wel noodzakelijk zijn ter afwending van het gevaar.

Vervoermiddelen:

In de parlementaire behandeling ging het bij de veiligheidsfouillering van art. 7 lid 3 Politiewet (net als bij de vervoersfouillering van lid 4 (nieuw) steeds alleen over een tas en een rugzak.

Onder omstandigheden zou het onderzoeken van een voorwerp ook een vervoermiddel kunnen omvatten en dat

 

Lid 4 Aan kleding en voorwerpen (nieuw)

Van toepassing zijn:

Art. 20 Ambtsinstructie; oppervlakkig aftasten van de kleding.

Art. 21 Ambtsinstructie; onverwijld schriftelijk melden aan meerdere en per 15-01-

2019 aan hovj

Toelichting:

'Verzoekster was onderwerp van een insluitingsfouillering. Hierbij was ten onrechte door haar loshangende haren gewoeld. Woelen door de haren valt onder het onderzoek aan het lichaam.

De ambtsinstructie laat echter slechts een fouillering aan de kleding toe. (Nationale Ombudsman 00/346)

Te vervoeren:

Is elke verplaatsing van een persoon, dus ook te voet naar de dienstauto.

In te sluiten persoon:

De persoon is rechtens van zijn vrijheid beroofd, maar nog niet ingesloten.

Persoon:

Kan elke persoon zijn die door de politie wordt vervoerd; denk aan criteria van lid 4 in relatie tot proportionaliteit en subsidiariteit (art. 7 lid 7 PW) (getuige, slachtoffer, verdachte, psychiatrisch patiënt, art. 8 WVW- niet aangehouden, etc.)

Hier is geen sprake van een concrete verdenking gebaseerd op feiten en of omstandigheden.

Het gaat om de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de veiligheid van betrokkene of anderen kunnen vormen.

Denk aan riemen, veters, sleutels, aanstekers, etc.

Geweld:

Voor het ondergaan van de vervoersfouillering heeft de betrokken persoon een duldplicht.

Hij moet dulden dat de ambtenaar zijn kleding door middel van oppervlakkig aftasten onderzoekt.

Zo nodig kan medewerking worden afgedwongen door gebruik van geweld dat redelijk en gematigd dient te zijn. Indien hij dat weigert door het onderzoek te bemoeilijken, lees belemmeren of onmogelijk te maken, lees beletten, dan pleegt hij het strafbare feit ambtsbelemmering als bedoeld in artikel 184 Strafrecht.

Indien hij zich door middel van geweld of bedreiging met geweld verzet tegen deze handeling, dan pleegt hij het strafbare feit van art. 180 Sr; wederspannigheid.

 

Lid 5 Aan zijn lichaam.

• Het hoofd van het territoriale onderdeel (de OVJ), bedoeld in art. 13, eerste lid,

• zijn plaatsvervanger (HOVJ) of

• de ambtenaar van politie belast met de zorg voor ingeslotenen, (leidinggevende

arrestantenzorg)

• kan bepalen dat

• een in te sluiten

• of ingesloten persoon

• bij binnenkomst of

• bij het verlaten van een politiecel of een politiecellencomplex,

• voorafgaand aan of na afloop van bezoek,

• dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is

• in het belang van de handhaving van de orde

• of de veiligheid in het politiebureau

• of het cellencomplex,

• aan zijn lichaam wordt onderzocht.

Van toepassing zijn:

Art. 29, lid 2, 3 en 4 van de Penitentiaire beginselenwet Art. 28, 29 van de Ambtsinstructie

Toelichting:

Aan het lichaam:

Onderzoek omvat mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de ingeslotene. Het betreft hier het gehele lichaam. Het onderzoek dient plaats te vinden op een besloten plaats door een ambtenaar van hetzelfde geslacht.

Het onderzoek vindt plaats in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in het politiebureau. Ieder politiebureau heeft in het cellencomplex huisregels die bindend zijn voor de ingeslotenen.

Geweld:

Voor het ondergaan van het onderzoek aan het lichaam heeft de betrokken persoon een duldplicht.

Hij moet dulden dat de ambtenaar zijn lichaam onderzoekt.

Zo nodig kan medewerking worden afgedwongen door gebruik van geweld dat redelijk en gematigd dient te zijn. Indien hij dat weigert door het onderzoek te bemoeilijken, lees belemmeren of onmogelijk te maken, lees beletten, dan pleegt hij het strafbare feit ambtsbelemmering als bedoeld in artikel 184 Strafrecht.

Indien hij zich door middel van geweld of bedreiging met geweld verzet tegen deze handeling, dan pleegt hij het strafbare feit van art. 180 Sr; wederspannigheid.

Verstandig is in het overleg met de OvJ het gebruiken van geweld te bespreken.

Voorbeelden van onderzoek aan het lichaam:

- Stoma (hangt buiten lichaam) (Kunstmatige uitgangen van darmen en urinewegen (stoma)

zijn geen natuurlijke openingen.)

- Afnemen van prothese van ledematen.

- Openen van mondholte (zonder spatel)

- Inspecteren van neusholte, oren, navel, haren (woelen) (hairextensions en pruik)

- Afname haarwortels art 151b Sv, Besluit DNA)

- Geen gebruik van tangetjes, spatels of andere medische instrumenten om mond, neus, navel open te houden voor onderzoek. Dit valt onder onderzoek in het lichaam.

Een pruik om een ziekte te verbergen valt niet onder een kledingstuk. De bestemming van die pruik is dat deze het model en kleur van het echte haar, dat er niet meer is, vervangt als ware het echt. Een dergelijke pruik maakt dan deel uit van het lichaam en valt dan ook de bevoegdheid tot onderzoek aan het lichaam.

Vervolg voorbeelden van onderzoek aan het lichaam:

Ook hairextensions die vastzitten aan het haar (hoofd) met de bestemming als ware het echte haren, zijn geen kledingstuk.

Prothese:

Een prothese (hulpmiddel) zit vast aan de lichaamsstomp van het lichaam. Het heeft de

bestemming als hulpmiddel het geamputeerde lichaamsdeel te vervangen. De prothese maakt dan deel uit van het lichaam.

Een losse prothese is een voorwerp. Voldoet deze aan de criteria van de veiligheidsfouillering en of vervoersfouillering, dan mag je die onderzoeken.

 

Lid 6 In zijn lichaam

(Nieuw) De Officier van Justitie kan bepalen

• dat een in te sluiten

• of ingesloten persoon

• in het lichaam wordt onderzocht,

• indien dit noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor

• de handhaving van de orde

• of de veiligheid in het politiebureau

• of het cellencomplex

• dan wel voor

• de gezondheid van de ingeslotene.

Van toepassing zijn:

Art. 31 Lid 1, 2e volzin, en lid 2 en 3 van de Penitentiaire beginselenwet Art. 29 en 29a van de Ambtsinstructie

Toelichting:

Onderzoek in het lichaam.

De noodzaak van onderzoek in het lichaam zal zich naar verwachting maar zelden voordoen, namelijk als men door de concrete omstandigheden (vrijwel) zeker weet dat betrokkene een voorwerp in zijn lichaam heeft verborgen (zoals drugs, een scheermesje of een aansteker, een mes of onderdelen of munitie van een vuurwapen) én betrokkene niet bereid of in staat is om het zelf te verwijderen.

Verhoor:

Artikel 29a Ambtsinstructie bepaalt op welke wijze gekomen kan worden tot een beslissing tot onderzoek in het lichaam zoals bedoeld in artikel 7 Politiewet. Voordat de officier van justitie een beslissing neemt dient de ingeslotene hierover te worden gehoord door de leidinggevende arrestantenzorg of door de hOvJ (namens de OvJ)

Het verhoor voorafgaand aan het onderzoek in het lichaam is geen verhoor in de zin van strafvordering doch er dient te worden gevraagd of er omstandigheden of beletselen zijn tegen het onderzoek in het lichaam. Het verhoor kan gedaan worden door het hoofd arrestantenwacht.

De bevoegdheid om het onderzoek in het lichaam te bepalen ligt bij de OvJ. De uitvoering daarvan wordt opgedragen aan een arts of verpleegkundige.

Een voorwerp verwijderen, (bijvoorbeeld een plastic zakje met (mogelijk) drugs), dat uit het lichaam, anus of vagina hangt, is een onderzoek in het lichaam.

Geweld:

Voor het ondergaan van het onderzoek in lichaam heeft de betrokken persoon een duldplicht.

Hij moet dulden dat de arts of een verpleegkundige een onderzoek in zijn lichaam instelt.

Zo nodig kan medewerking worden afgedwongen door gebruik van geweld dat redelijk en gematigd dient te zijn. Indien hij dat weigert door het onderzoek te bemoeilijken, lees belemmeren of onmogelijk te maken, lees beletten, dan pleegt hij het strafbare feit ambtsbelemmering als bedoeld in artikel 184 Strafrecht.

Indien hij zich door middel van geweld of bedreiging met geweld verzet tegen deze handeling, dan pleegt hij het strafbare feit van art. 180 Sr; wederspannigheid.

Verstandig is in het overleg met de OvJ het gebruiken van geweld te bespreken.

Voorbeelden onderzoek In het lichaam

- Verwijderen van voorwerpen die diep in neus, oor, navel en onder de tong zitten.

- Gebitsonderzoek door tandarts.

- Inwendig onderzoek, oraal, anaal, vaginaal.

- Penis bemonstering.

- Wangslijm afname voor DNA. art 151b Sv, Besluit DNA)

- Bloedafname (DNA en WVW)

- Uitnemen van gebitsprothese, beugel.

- Het nemen van een röntgenfoto

- Het inbrengen van een endoscoop in de slokdarm of endeldarm.

 

Lid 7 (Voorheen lid 5) Gematigd - en redelijkheid

Alle bovengenoemde bevoegdheden lid 1 tot en met lid 6 dienen in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.

 

Lid 8. Bijstand KMAR

Lid 1 tot en met lid 7 zijn tevens van toepassing op de KMar, indien hij optreedt in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en op de militair van enig ander onderdeel van de krijgsmacht die op grond van deze wet bijstand verleent aan de politie.

 

Lid 9. Aanwijzing Boa

Onze Minister van Justitie kan bepalen, dat de in art. 142 lid 1 Sv bedoelde buitengewone opsporingsambtenaren (Boa's) voor zover door hem hetzij in persoon, hetzij per categorie of eenheid aangewezen, de bevoegdheden omschreven in art. 7 lid 1, lid 3 en lid 4 Politiewet, kunnen uitoefenen.

Alsdan wordt met overeenkomstige toepassing van art. 9 van de Ambtsinstructie voor hen vastgesteld.